Ondertussen kennen we het gekleurde cirkeltje van de zeventien Sustainable Development Goals (Duurzame Ontwikkelingsdoelen). Ze prijken vaak op de revers van menig idealistisch leider, activist(e) of docent(e). Zelf heb ik het speldje ook in de la liggen, maar aarzel om het te dragen. Het is immers zo’n grotesk statement, een teken voor gewichtige wereldverbeteraars. De SDG’s van de Verenigde Naties verkondigen de grote doelen voor duurzaamheid en gerechtigheid tegen 2030. We streven wereldwijd naar het einde aan armoede en honger. We willen dat gezondheid en welzijn stijgt, dat toegankelijk onderwijs voor iedereen, gendergelijkheid, stoppen van opwarming van de aarde, vrede en gerechtigheid …
Daar sta je dan met je knullige speldje en claims die wel heel ver boven je eigen vermogen uitreiken. Tenzij je natuurlijk CEO bent van een multinational, parlementariër, burgemeester van een wereldstad, of rector magnificus van een grote universiteit. Ja, dan zegt zo’n speldje wel wat. Deugdzaamheid en macht zien we graag samen. Handig dat zo’n kleurcirkeltje je dan aankijkt en geruststelt. Wat zou het mooi geweest zijn als Donald Trump zo’n speldje had opgedaan.
Wat me het meest integreert aan dat cirkelspeldje is het lege gat in het midden. Wat vreemd, de kern is leeg. Zit er dan niets in het midden? Toch wel, daar zit een onzichtbare kern, een motiverende kracht. Volgens mij is dit ‘hoop’. Elk van de zeventien doelen, en de 169 subdoelen, laat zich verbinden aan hoop. We hopen op schoon water, vermindering van ongelijkheid, duurzame energie, partnerschappen enz. De SDG’s zijn een uitdrukking van collectief wereldverlangen. Verlangens die we zelf pas ervaren wanneer er zich in onze achtertuin een crisis voordoet.
Zonder hoop zijn de SDG’s lege woorden die ons geweten sussen. Eerst moeten we ontevreden zijn, beseffen dat het anders kan en moet. Vervolgens zal hoop deze ontevredenheid en inertie ombuigen tot visie en actie. Hoop op zichzelf is niets; dan is het inderdaad dat lege gat in het speldje. Hopen hoort altijd ergens bij, iets waarop we hopen. Het is als een sleepboot die een oceaanstomer de haven uittrekt, totdat het zijn eigen schroef kan gebruiken.
De kernvraag is dan: welke verbindingen maken we? Gaan we voor egoïstische hoop, passief optimisme, valse hoop, of kiezen we voor doelen gericht op het belang van andere mensen? Hoop wordt, net als liefde, maar al te vaak ingezet voor goedkope praatjes die onszelf bevestigen. Dit wordt anders wanneer we hoop gaan verbinden aan hogere doelen. Zoals de schrijver en voormalig president van Tsjechoslowakije Vaclav Havel in zijn prachtige gedicht over hoop schreef: “Hoop is ergens voor werken omdat het goed is, niet alleen omdat het kans op slagen heeft.”
Durven we dit aan? Hopen is geen optie, het is een plicht. Misschien moet ik dat SDG-speldje toch maar eens uit mijn lade halen …
Patrick Nullens